dinsdag 7 juni 2011

lesexcursie Kabbelaarsbank

Praktijk-excursie Kabbelaarsbank Grevelingen  21-05-2011

Het was een mooie zaterdagochtend  zonnig  en weinig wind temperatuur +/-18 graden C.

Bij aankomst hadden we eerst  koffie/thee  en koek  en gezongen voor onze jarige Gert .




De boswachter van staatsbosbeheer William v/d Hulle die ons meenam  hield eerst een inleidend praatje over  het ontstaan van de Kabbelaarsbank :

Geschiedenis:
De Kabbelaarsbank ligt halverwege de Brouwersdam  tussen Goeree-Overflakkee en Schouwen - Duiveland .
Het was oorspronkelijk een ondiepte in het Brouwershavensegat die bij eb droogviel.
Bij de afsluiting Grevelingen van de Noordzee met de Brouwersdam is er een gedeelte  opgehoogd om te fungeren als werkeiland.
Na de complete afsluiting was er geen eb en vloed meer in de Grevelingen  en kwam ook het lager gelegen deel van de Kabbelaarsbank boven water te liggen.

Hierna gingen we op pad .
De Les excursie ging over pioniers en successie in de natuur.
Op het beginpunt werden wij  ingedeeld in drie groepen  en moesten allen via een andere route  een verzamelplek gaan  bereiken in het gebied met als opdracht goed rond te kijken en in ons op te nemen hoe het verloop van pioniers en successie  in dit gebied ontwikkeld is .
Wij mochten niets opschrijven en het advies was niet te lang stil te blijven staan  bij de verschillende planten bomen en struiken die wij tegenkwamen .




William vertelde ons nog  dat om zandvraat te voorkomen  langs  de randen in het water stenen dammetjes waren gelegd  als bescherming van de oevers  en gedeelten van de zandplaat waren ingezaaid met gras om verstuiving tegen te gaan .

Pioniers en successie:
We gaan uit van een gebied waar zich nog geen organismen bevinden, bijvoorbeeld een onbegroeid deel in de duinen.
Als eerste verschijnen er planten. Deze plantensoorten noemt men pioniers. Pioniersoorten kunnen tegen barre omstandigheden (in dit geval weinig beschutting, extreme temperatuursverschillen, in de bodem weinig water en voedsel). Toch kunnen ze daar leven; er zijn maar weinig soorten die het hier uithouden, dus veel kans om opgegeten te worden lopen ze niet en er zijn geen concurrerende soorten. De populaties groeien snel, pioniersoorten krijgen veel nakomelingen. Zo ontstaat een pionierecosysteem.
Na verloop van tijd zie je kleine dieren verschijnen, doordat deze eerste vegetatie de a-biotische factoren iets minder onaangenaam heeft gemaakt. De planten geven beschutting tegen de wind, tussen de bladeren en stengels blijft het vochtig, bij stijgende temperatuur blijft het er nog koel en bij afkoeling wordt warmte nog even vastgehouden. Op de bodem komt een laagje humus. Pioniersoorten maken dus de extreme omstandigheden minder extreem.
Na verloop van tijd zie je andere planten- en diersoorten verschijnen. Ze nemen het gebied over van de pioniersoorten, die de concurrentie niet aan kunnen en verdwijnen. De nieuwkomers worden na verloop van tijd verdrongen door weer andere soorten. Daarna verschijnen weer andere soorten. Zo kan het eerste pioniersecosysteem uiteindelijk veranderen in het meest stabiele ecosysteem dat er (op het land) bestaat: het bosecosysteem.
Deze opeenvolging van levensgemeenschappen in een bepaald gebied heet successie. Tijdens successie neemt het aantal verschillende soorten toe, dus ook de hoeveelheid voedselketens en de totale hoeveelheid biomassa. Het eindstadium in de successie (het bos) heet het climaxecosysteem. In een climaxecosysteem zijn de voedselkringlopen gesloten en heerst biologisch evenwicht. Wanneer het biologisch evenwicht niet verstoord wordt kan de samenstelling van het climaxecosysteem lange tijd min of meer gelijk blijven.
Ons groepje ging op pad en we constateerden dat  vanaf de waterkant  in het zand grassen en schijngrassen  groeiden en verder landinwaarts  het struweel van duindoorn begon dit ging weer over in  begroeiing van diverse planten  kruipwilg en daarna berken , wilgen en de bodem veranderde van licht humusrijk naar humusrijk waardoor de soorten van vegetatie veranderden. De Duindoorn een pioniersplant op voedselarme zandgrond  zorgt voor betere omstandigheden voor  andere soorten  de plantenresten en afgevallen bladeren verrijken de bodem weer zodanig dat planten en bomen die op meer voedselrijke grond  groeien  een kans krijgen en zo  vormt zich uiteindelijk een bos.

Uiteindelijk bereikten wij de verzamelplek een van de grote open plekken in het gebied  die door beheer regelmatig wordengemaaid (+/- 1x per 3 jaar).Het maaisel laat men liggen in het gebied en hierdoor verschraalt de bodem dus niet, het houd de begroeiing kort.
De boven laag (+/- 5 cm) verzuurd door het humus.
Daaronder zit zand met een hoog kalk gehalte.
Doordat er geen uitspoeling plaatsvindt heb je dus 2 milieus boven elkaar en onstaat de diversiteit.
Zuur minnende planten als Groenknolorchis, grote keverorchis en rondbladigwintergroen staan hand in hand met kalkminnende planten als duizenguldenkruid, rietorchis en de rijkere soorten.

De opgesloten zoete bak water in het omliggende zoute water zorgt dat er geen uitspoeling plaatsvindt.
Volgens de inventarisaties van bureau Evert en de Vries veranderd de kalkhuishouding pas na 3% uitspoeling in de Grevelingen.
Onder huidige omstandigheden treed er per 100 jaar 1% kalkverlies op.
We hebben het dus over een pioniersstadium van 300 jaar.
Niemand kan zover vooruit kijken natuurlijk, maar het zegt iets over de onnatuurlijkheid van dit gebied door de afsluiting met de Noordzee.
De diversieteit en makkelijk beheer , maakt het wel tot 1 van de mooiste gebiedjes in de Delta.
Als men niets zou doen dan zou het hele gebied verbossen en minder diversiteit in de vegetatie ontstaan.
We vervolgden onze weg naar een vogelkijk scherm waar we een mooi doorkijkje hadden naar de Grevelingen.
Op weg erheen kwamen we langs een krabspoor van een ree , dit doen ze om hun territorium af te bakenen en bij gewei vorming het gewei schoon te vegen aan  twijgen.
In het gebied zijn ook kreken gegraven , een ervan staat in verbinding met de zoute Grevelingen , hier groeien  dan ook zoutminnende plantjes zoals: Zeekraal, Schorrenkruid en Zeeaster, de andere kreken bevatten zoet water  hier groeien dan langs de kreek onder andere : Watermunt, Heelblaadje en Wilgenroosje.

Het bos op de Kabbelaarsbank is in 1972 gedeeltelijk aangeplant met bomen die een voedselarme zandbodem en een beetje zoute wind goed kunnen verdragen zoals:
Zwarte els, berk, wilg, canadese populier en grauwe abeel.
Esdoorns, vlier duindoorns en bramen  hebben zich er spontaan gevestigd en in de loop der jaren is het gebied meer verbost buiten de aangeplante stukken .
Er leven verschillende vogels  zoals: Nachtegaal, Braam Sluiper en Grasmus.

Bij een kreek zagen wij nog  waterjuffers en  korenbouten(platbuik) vliegen.
Het gebied tart alle boeken en wetenschap over terreinen doordat er naast elkaar zoveel verschillende bodemsoorten van zilt naar zoet en voedselarm naar voedselrijk voorkomen
Zie je op plaatsen waar je het niet verwacht een grote diveriteit van vegetatie,zoals  bij de kijkmuur  de grote reuze paardenstaart.

Hierna nog  wat planten die wij op onze  excursie tegenkwamen:
Grote Keverorchis
Orchidaceae
Bitterzoet
Solanaceae
Klein Hoefblad
Compositae
Wilde Peen
Umbelliferae
Melkkruid
Primulaceae
Jacobs Kruiskruid
Compositae
Grote Ratelaar
Scrophulariaceae
Heelblaadjes
Compositae
Rietorchis
Orchidaceae
Leverkruid (vroeger Koninginnekruid)
Compositae
Slangekruid
Boraginaceae
Hondstong
Boraginaceae
Ossetong
Boraginaceae
Rondbladig wintergroen
Pyrolaceae
Oranje Havikskruid
Compositae
Zilverschoon
Rosaceae
Voederwikke
Leguminosae
Knolboterbloem
Ranunculaceae
Grote Brandnetel
Urticaceae
Kleefkruid
Rubiaceae
Paardebloem
Compositae
Robertskruid
Geraniaceae
Fluitekruid
Umbelliferae
Madeliefje (maagdelief, meizoentje)
Compositae
Tormentil
Rosaceae
Kleine klaver
Leguminosae
Smalle Weegbree
Plantaginaceae
Ruige Weegbree
Plantaginaceae
Grote Kattenstaart
Lythraceae
Toorts of Koningskaars
Scrophulariaceae
Ijle Dravik
Poaceae


Het was weer een leerzame en gezellige lesexcursie .


2 opmerkingen: